De toren

De toren
In 1909 werd in de toren een grote schoonmaak gehouden. Het moet daarin een gigantische puinhoop geweest zijn. De antieke beelden en zaken van enige waarde bleven liggen. Vervolgens werd er voor gezorgd, dat de toren zonder levensgevaar beklommen kon worden. De zolders werden hersteld, trappen en ladders terdege nagezien. In de spits werden de nodige klimhaken aangebracht en er werden bruikbare ladders aangeschaft om naar buiten te klimmen op het dak van de kapel. Om dit laatste mogelijk te maken, had pastoor Von Bönninghausen een paar torenluiken laten vervaardigen.
Alle vensteropeningen werden met glas dichtgemaakt en de grote galmgaten bij de klokkenstoel werden gedicht met gaaswerk om de vogels buiten te houden. Alle verdiepingsluiken werden gerepareerd en de klokkenstoel werd tegen het verweren met carbolineum bestreken. De klok zat geheel los en zou, als er niet ingegrepen werd, zeker een keer omlaag komen. Voor het geval de hoge en zware klokken zouden vallen, had de pastoor in de toren een grote kist met zand laten plaatsen.
Het uurwerk was menigmaal door de eerwaarde heer kapelaan “weer tot zijn plicht gebracht” en ook Eysbouts uit Asten werd er eens bijgehaald.
In de zomer van 1913 gebruikte aannemer J. Derikx een hangende steiger om de toren aan de buitenkant te voegen. De haan met bol werd opnieuw verguld en draaibaar gemaakt. Ruim vier jaar had iedereen moeten aanzien, “dat de koppige haan altijd naar het westen wees”.