De Turnhalle in Haan

Enkele Tienrayse dwangarbeiders kwamen met nog honderd andere mannen in Haan terecht in de Turnhalle, die even buiten het centrum lag. Onder hen bevonden zich nog steeds enkele joodse onderduikers en zes geestelijken van het missiehuis in Blitterswijck. Die laatsten mochten op 21 december 1944 naar huis. In de hal lagen twee rijen met stro en stonden twee rijen met tafels en stoelen. Per vier mannen hadden ze de beschikking over één deken. Op de begane grond van het gebouw was een café en een woning van de beheerder. Het geheel was ook nog onderkelderd.
Teuntje Huberts: Het was wel gevaarlijk als er bombardementen waren, maar dat nam niet weg, dat we er toch wel eens plezier hadden. Wie had ooit gedacht, dat je nog eens paters in de touwen door de lucht zag vliegen.
Deze Turnhalle werd op 31 december 1944 beschoten, waarop de mannen de kelder in doken.
Teuntje Huberts: De Turnhalle was tamelijk verwoest. Wij konden zo naar buiten kijken. Wij hadden geluk gehad. Er waren geen doden onder ons. Het huis naast de Turnhalle had een voltreffer gekregen. Ik heb daar nog geholpen om een oudere vrouw naar beneden te halen. Wij stonden in een rij van boven naar beneden en zo werd de vrouw van man tot man naar beneden gebracht. Lei Verlinden en ik hebben de vrouw toen met zijn tweeën lopende naar het ziekenhuis gebracht. Wat we daar te zien kregen, was niet veel moois. Bij binnenkomst in het ziekenhuis kreeg je een lange gang, waarin veel gewonden lagen. Ook een pastoor liep ertussen om de mensen bij te staan.
Daarna werden de mannen in scholen en/of barakken gehuisvest in Vohwinkel en Elberfeld.
Teuntje Huberts: Van Elberfeld zijn wij overgeplaatst naar Vohwinkel, waar wij ook ons werk hadden. Het was een groot kamp, met grote lange barakken. Hier begon dan ook het echte kampleven. Het kamp lag helemaal buiten Wuppertal tussen de bossen. Vanaf die tijd ging het er alleen nog maar om, om in leven te blijven. Het front kwam steeds dichterbij en de Engelse jagers schoten op alles wat bewoog. Werken ging bijna niet meer, door de beschietingen, maar ook omdat wij maar één keer per dag wat eten kregen.