De buitenkruisweg

Nadat pastoor Maessen in 1874 pastoor werd van Swolgen en Tienray, bracht hij de verering van Maria van Lourdes naar Tienray. Er kwam een nieuwe grotere kapel met grot. Bovendien begon hij met de verkoop van bronwater uit Lourdes.
Dit had tot gevolg, dat duizenden pelgrims de weg naar Tienray wisten te vinden. Sinds 1877 mocht het zich zelfs Klein Lourdes noemen.

Voor veel katholieken, zowel uit Nederland als Duitsland, was dit pelgrimsoord een gelegenheid hun geloof in de openbare ruimte uit te dragen. Aanvankelijk stuitte dat op problemen en kregen de pastoors van Swolgen en Meerlo zelfs een proces-verbaal van zogenaamde “processiejagers”, echter zonder verdere gevolgen. Langzaam aan kropen de katholieken uit hun schulp en werden kruiswerkparken aangelegd.
Na de dood van pastoor Maessen in 1909 werd zijn opvolger pastoor Aegon jonkheer Von Bönninghausen. Deze had het plan opgevat, om buiten de kapel een kruisweg op te richten. Hij vond, dat zoiets bij een bedevaartplaats hoorde.
In Lourdes en Scherpenheuvel was dat immers ook zo. Hij was het, die in 1910 het begin maakte met de inrichting van een buitenkruisweg.