De ondergrond en de beplanting

De ondergrond
Op 2 februari 1911 werd de ondergrond voor de kruiswegroute deskundig onderzocht. Daaruit bleek het volgende:
van statie 1 naar statie 2 : goed op ½ meter diepte is het hard.
van statie 2 naar statie 3: doorlatend zand bevat veel ijzer
van statie 3 naar statie 4: idem
van statie 5 naar statie 6: matig
van statie 6 naar statie 7: goed, harde klei op 70 cm, doorlatend
van statie 7 naar statie 8: goed, doorlatend ijzerhoudend
van statie 8 naar statie 9: goed
van statie 9 naar statie 10: iets minder
bij statie 10: goed

De beplanting
De pastoor werd er op gewezen, dat toestemming nodig was van de gemeente en de eigenaren voor een eventuele beplanting langs de route. Voor die beplanting zocht de pastoor het wel erg ver. De firma Groenenwegen en Zoon uit De Bilt stuurde een begroting in voor de beplanting van het aan te leggen kruiswegpark.
Dat beloofde heel wat te worden: Aan groenblijvende bomen was er begroot voor ƒ 1.555,00 en aan bladverliezende ƒ 980,00.
De pastoor vond dat toch wel erg veel geld. Hij liet de firma in februari 1911 weten, dat het werk niet gegund zou worden.
De firma Groenenwegen bracht daarop wel ƒ 8,90 in rekening voor gemaakte onkosten, die prompt betaald werden.
Uiteindelijk heeft Henri Schraven, boom – en rozenkweker uit Lottum, in het najaar van 1914 de groenvoorziening verzorgd.
Hij leverde honderd sierstruiken, twintig thuya’s, honderd ligusterplanten en 67 hebe aquifolium voor een totaalbedrag van ƒ 102,60 inclusief ƒ 10,00 arbeidsloon.