Misdienaars en bruidjes zijn erg belangrijk bij de vieringen in de kerk. Vanwege de jeugdige leeftijd van de jongelui dachten velen niet aan de consequenties. Vandaar, dat pastoor Von Bönninghausen op 1 oktober 1910 een reglement ging opstellen. De misdienaars moesten trouw komen dienen en de Swolgense jongens konden verplicht worden naar Tienray te gaan. De beloning bedroeg ƒ 1,50 per kwartaal. De betaling zou plaatsvinden op de laatste zondag van elk kwartaal na de mis van half negen in de sacristie. Bovendien zou dan ook “het potje” verdeeld worden onder de jongelui. Als een misdienaar zonder kennisgeving niet kwam opdraven, kreeg hij een boete van twee cent. Die boete werd afgetrokken van de beloning. De ouders kregen een briefje om te ondertekenen, dat hun zoon het bedrag ontvangen had. De kleedjes van de misdienaars werden vroeger gewijd.
De bruidjes, die het hele jaar actief geweest waren, kregen een gulden, de overigen vijftig cent.
In 2002 mochten zowel jongens als meisjes de mis dienen. Als beloning hebben ze jaarlijks een uitstapje op kosten van het kerkbestuur en krijgen ze met Sinterklaas een mooi cadeau. Tevens mogen ze in de week voor Pasen gaan ratelen. De opbrengst aan eieren en geld mogen ze samen delen.
Een Suisse bij de kapel
Pastoor Von Bönninghausen dacht erover om de koster aan te stellen als suisse. Een suisse was een toezichthouder in en rond de kerk. Vaak was hij in uniform en voorzien van een stok. Er was reeds op veel manieren getracht een suisse te krijgen, die op de drukke pelgrimsdagen in en om de kapel hard nodig zou zijn. Maar tot dan toe was er geen geschikte persoon voor te vinden, die het zou kunnen en willen doen. Regelmatig vervulde de veldwachter die taak voor twintig gulden per jaar. Een echte suisse is er nooit gekomen.