De nieuwe sacristie.
In de kapel was een klein verkooplokaal, de zogenaamde bijsacristie. Die ruimte was veel te klein en “Men wist waarlijk niet waar het lijf te bergen,” schreef pastoor Von Bönninghausen.
Het was echter een heel karwei om dat vroegere verkooplokaal te verbouwen tot sacristie.
Eerst werd een deur vervangen door een dubbel venster. Verder moesten er diefijzers aangebracht worden. De muren moesten hier en daar bijgepleisterd worden en een vurenhouten plint werd onder langs muur aangebracht. Het hang – en sluitwerk moest worden nagezien. Er moesten kapstokken aangebracht worden en een bank voor de misdienaars. Het kastwerk en de winkelopstand konden passend gemaakt worden. Toen alles klaar was, heeft Jos Janssen het geheel passend gepolychromeerd. Later is van de oude orgelkast van de parochiekerk in Swolgen door timmerman Kersten een prachtige eikenhouten gebeeldhouwde kast gemaakt.
Bij de deur in de kapel werd een helder klinkende bel opgehangen, om een teken te kunnen geven, dat de heilige diensten zouden beginnen.
De zuster-sacristie
De vrijgekomen sacristie werd een ruimte voor de eerwaarde zusters. Ook dat vertrek moest netjes in orde gebracht worden. Muren moesten bepleisterd en het plafond hier en daar betimmerd worden.
De brandkast voor de kelken bleef op zijn plaats. In die sacristie liet men een kapstokje voor kaarsen aanbrengen en van de oude toonbank van het voormalige verkooplokaal werd een bruikbare kast gemaakt. Ook werden er oude stoelen en een bidbank tot gerief van de zusters ingezet. Om de vaantjes op te bergen, die men gebruikte als processies afgehaald moesten worden, werden in de hoeken van de ruimte rekjes aangebracht. In 1925 werden nieuwe luchters aangeschaft ter vervanging van de vier oude lampen, die in 1917 van Meerlo voor een tientje waren overgenomen. Ook die sacristie werd door kerkschilder Janssen gepolychromeerd.
Overige werkzaamheden
In het najaar van 1914 werd er een houten vloer gelegd onder de kerkbanken.
De pastoor liet de opening van een offerstok dichtmetselen, omdat kwajongens hem steeds dicht stopten en dieven regelmatig offergeld gestolen hadden.
Er werd een hele karrenvracht diefijzers bij de ramen van de kapel ingemetseld en ook gaaswerk werd aangebracht.
In maart 1928 werd een nieuw tabernakel geleverd door de firma A. de Haen uit Venray.
In april 1928 werden onder de preekstoel drie nieuwe banken geplaatst, die geleverd werden door de firma Jos Thissen uit Roermond.
In 1932 kwam er centrale verwarming. Het ketelhuis werd gebouwd door J. Linskens, aannemer te Blitterswijck voor de som van ƒ 970,00 en de firma Frits M. Beukers N.V. Verwarmingsmaatschappij te Schiedam legde de verwarmingsinstallatie aan voor ƒ 1.825,00. Daags voor Kerstmis 1932 brandde de ketel. Tot die tijd namen de mensen warme stoven mee naar de kerk, of trotseerden de kou.
De firma Gebroeders Vermeulen uit Weert vervaardigde het orgel, dat op vrijdag 8 december 1933 werd ingewijd. Kortom: kosten noch moeite werden gespaard om van de kapel een waardig en comfortabel bedehuis te maken.