De steenfabrieken

Volgens een krantenbericht uit 1913 zag het er naar uit, dat in Tienray maar liefst drie steenfabrieken gebouwd zouden gaan worden. Met één was men al bezig en in 1914 zouden er nog twee volgen. De ligging van Tienray was bijzonder gunstig voor het fabrieksmatig vervaardigen van bakstenen. In de omgeving was in ruime mate klei aanwezig. Tevens beschikte Tienray over een spoorwegstation met voldoende laad- en losruimte. Laten we de twee gerealiseerde steenfabrieken nader bekijken te beginnen met:
“Stoomsteenfabriek Tienray”, beter bekend als “De Boerenoven”, D 53 later D 58 momenteel Spoorstraat 61.
De oprichting van de Stoomsteenfabriek

Het kantoor annex woning

  Op 10 juli 1913 verscheen een bericht in de krant met de mededeling, dat enkele heren uit Horst van plan waren een ringoven te bouwen. Kleigronden schenen al aangekocht te zijn en een maand later was het zover. De grond, vlak bij het station, was gekocht van Van Rijswick. Op maandag 25 augustus 1913 werd om 16.00 uur het metselwerk aanbesteed in café Th. van Rijswick, Spoorstraat 67. Het plan en bestek lagen ter inzage bij A. Vorstermans te Tegelen en beide waren tegen betaling verkrijgbaar.
Het stichtingskapitaal voor deze fabriek was ƒ 78.000,00 verdeeld over 13 aandelen van ƒ 6.000,00. Tot directeur werd benoemd de heer August Geurts uit Swolgen. Al op 1 september vond een aanbesteding plaats voor het vervoer van vijfentwintig wagons metselstenen (!) vanaf het station Tienray naar de bouwplaats aan de kiezelweg naar Horst. Dit keer waren inlichtingen verkrijgbaar bij J. H. Jenniskens te Horst.
J. Drabbels, landmeter te Horst, vroeg namens de aandeelhouders bij de gemeente Meerlo echter pas op 26 januari 1914 toestemming tot de oprichting van een stoomsteenfabriek.

De steenpers zou worden aangedreven door een Lanz locomobile (stoommachine) van vijfentwintig paardenkrachten. (Een paar jaar later werd die al vervangen door een machine van veertig pk). De kleiwagens zouden getrokken worden door paarden of door stoommachines. Er kwam ook een schaftlokaal.
In januari 1914 besteedde “De Boerenoven” drie woonhuizen onder één kap aan en op woensdag 25 februari 1914 kwamen daar nog eens de loodsen bij. De architect van dit alles was J. M. Keijzers uit Horst. De huizen kwamen aan de Nieuwe Baan en werden in de volksmond beter bekend als “de vier huus”. Oorspronkelijk waren het drie woningen en een paardenstal, (die er hetzelfde uitzag als de huizen). Een paar jaar later werd van die stal ook een woning gemaakt. Deze woningen zijn afgebroken op 27 juni 1974 en op deze plaats (nummer 47) werd een woonhuis met bedrijfsruimte gebouwd.
In 1926 werd een nieuwe houten droogloods bij de Boerenoven aanbesteed ter grootte van 1850 vierkante meter. Bestek en tekening waren te koop bij timmerman A.H. Peeters in Swolgen voor ƒ 2,50 per set.
Omstreeks 1930 waren er bij de Boerenoven vijfendertig arbeiders in dienst.Het loon was voor een groot deel afhankelijk van het aantal gewerkte dagen. Er waren stokers, die 365 dagen per jaar werkten en voor die tijd een goed loon kregen van meer dan duizend gulden per jaar. Deze mensen werkten dag en nacht, dag in dag uit.
Op 11 september 1930 ging de fabriek uitbreiden met een steenpers van 150 pk. Er waren toen zeven droogloodsen en ook enkele privaten (toiletten) voor de werknemers.
In juli van hetzelfde jaar werd een woonhuis met kantoor op het terrein van de fabriek aanbesteed. De aannemer was A. Haegens uit Horst. Dit huis werd als laatste bewoond door de familie Hermkens en werd afgebroken eind 1989.

Van Daal en Co (Compagnon).
Op 26 december 1913, Tweede Kerstdag (!) werd door de firma Van Daal en Co. uit Horst de bouw van een tweede steenoven aanbesteed in café G. van Daal bij het station Horst/Sevenum. Aanbesteed werden: het metsel – en timmerwerk van de ringoven en verder 500 meter droogloodsen. De nieuwe fabriek zou komen tussen de kiezelweg naar Swolgen en de Meerlosebaan (thans Nieuwe Baan).

Op de Swolgenseweg

De eerste directeur werd Constant Dietz, die de kosterswoning van de kapel mocht huren op D 4 (Kloosterstraat 6).
Van Daal zou gebruik maken van een Lanz Locomobile van vijfentwintig pk. Er kwam een schaftlokaal en wasgelegenheid naast de machinekamer. De klei zou nat verwerkt worden, zodat er van stofoverlast geen sprake zou zijn.
Ook Van Daal en Co had een woning en paardenstal nodig. Die kwam aan de Meerlose Baan (thans Nieuwe Baan 13). De aanbesteding van die woning vond plaats in café J. Huijs, Spoorstraat 24 te Tienray op 11 november 1914 om 20.00 uur. Het kantoortje van de steenfabriek lag aan de Swolgenseweg en werd gebouwd door aannemer H.H. Dinghs uit Castenray.
In april 1921 vroeg Van Daal en Co. een bouwvergunning aan voor een woning met kantoor aan de Swolgenseweg. In 1922 ging de firma de steenfabriek uitbreiden met een motor van tachtig pk en een strengpers.
Werkwijze
Intussen werd er een vakbond opgericht, die op 22 mei 1920 een collectieve arbeidsovereenkomst sloot tot genoegen van de arbeiders. Vanaf 1921 mochten alleen georganiseerde arbeiders op de steenfabrieken werken. Iedereen moest dus lid worden van de vakbond.

Op achtergrond klooster Tienray

Uit krantenberichten blijkt, dat beide fabrieken regelmatig enkele maanden stilgelegd werden. In de periode van april tot oktober werden de stenen gevormd en in de open loodsen door zon en wind gedroogd. Het stoken van de stenen gebeurde van half oktober tot mei. Dan werkten er ook arbeiders om de stenen in en uit de ringoven te kruien. In mei kregen die ontslag. De overige arbeiders zorgden in de wintermaanden voor de aanvoer van klei voor de zomermaanden.
Na verloop van tijd is van dit systeem afgestapt en werden verwarmde droogloodsen gebouwd en konden de arbeiders het hele jaar door werken.
Dat de zaken van beide fabrieken niet slecht gingen, kunnen we afleiden uit het volgende krantenberichtje van 7 februari 1924.
“Als een teeken dat er veel gebouwd wordt, en op dat punt toch geenen malaise heerscht diene, dat de beide steenfabrieken alhier alle steenen verkocht hebben, ook die welke nog gebakken moeten worden”.
De aanvoer van de klei
In het verleden waren op de Megelsum en de Gun enkele veldovens, waar stenen gebakken werden, onder andere voor de bouw van de kapel in Tienray. Klei was daar volop voor handen, in vroeger tijden aangeslibd door de Maas.
De aanvoer van de klei naar de fabrieken in Tienray vond plaats door middel van een trammetje, getrokken door een stoomlocomotief.
Op 30 augustus 1913 kwam bij de gemeente een verzoekschrift binnen voor de aanleg van een tramlijn voor de Boerenoven. Die tramlijn zou lopen over het voormalige voetbalterrein, Pastoor Maessenstraat, Zwanenweg, Donkerhofsteeg, Kleiweg, Gun en Keuter.

Links is nog enigszins te zien, dat er een tramlijntje loopt.

Van Daal kreeg een concessie voor dertig jaar op 2 september 1913, dus al maanden voor de aanbesteding van de fabriek. De tramlijn van Van Daal begon bij de huidige Leemberg liep over de huidige Nieuwe Baan langs De Groene Lantaarn en kwam via de Kloosterstraat bij buurtschap Brugeind in Meerlo. Voor de brug in Meerlo maakte de lijn een scherpe bocht naar rechts over de Dorpbroekstraat richting Megelsum, naar de afgraving bij boerderij Joosten. De lijn was aangelegd onder leiding van machinist G. Emons, die eer van zijn werk had, omdat de lijn kaarsrecht was. Niet iedereen was echter blij met de leemtram. In de beginjaren trokken paarden de tram, maar al snel werd overgeschakeld op een stoomlocomotief.
In 1916 maakten vierentwintig en in 1917 tweeëndertig inwoners van Meerlo bij de gemeente bezwaar tegen de concessie voor de tramlijn.
Door die stoomlocomotief moesten de aanwonenden van de lijn meer premie voor de brandverzekering betalen. De heg bij het klooster was zelfs een keer door de vonken in brand gevlogen. Door de rails was de waterafvoer op sommige plaatsen slecht. Er kwam ook veel protest tegen de uitstoot van stoom en kolendamp van de locomotief. Problemen waren er ook in de scherpe bocht bij Van Dijk – Dorpbroek. Het gemeentebestuur reageerde razendsnel. Op 28 april 1917 werd de concessie voor de stoomlocomotief ingetrokken.
Van de gemeente kreeg Van Daal een boete van vijftig gulden en hij moest bovendien de weg weer in de oude staat terugbrengen. Van Daal schreef, dat hij een modderpoel in het belang van de gemeente vijftien centimeter opgehoogd en verbeterd had. Het was waarschijnlijk iets te hoog, maar als de wagens veertien dagen zouden rijden, zou de bedding vijftien cm inklinken. Alles werd dan weer mooi. Hij bood tevens aan om de lijn van de Boerenoven te verbeteren. De gemeente kreeg dan gratis een mooie weg. De firma beklaagde zich er echter ook over, ieder jaar tweehonderd gulden tolgeld te moeten betalen.
Aangezien de concessie ingetrokken werd, werd het halen van de klei met een locomotief voorlopig beëindigd. In plaats van een stoomlocomotief werden paarden en mensen ingezet. Tot 1920 heeft die kleitram via deze weg klei vervoerd naar de fabriek.
In 1920 kwam een nieuwe lijn klaar naar de Donk in Swolgen. Die liep vanaf de Leemberg aan de Nieuwe Baan door het bos waar nu de Zwanenweg is. Via de Donkerhofsteeg kwam men in de Donk in Swolgen. De lijnen van beide steenfabrieken lagen elk aan één kant van de weg. De spoorbreedte verschilde vijftien centimeter.
Op de Donk werd ongeveer vijf jaar lang klei gehaald. Daarna ging men weer terug naar Megelsum. De rails werden een beetje verlegd. Beide steenfabrieken gebruikten weer gedeeltelijk dezelfde weg om klei te halen. De lijn van de Boerenoven ging rechtsaf en die van Van Daal linksaf via de velden naar Megelsum. Men ging toen over tot de aanschaf van een modernere versie diesellocomotief, die een topsnelheid haalde van ongeveer dertien kilometer per uur.
Het ging ook wel eens mis.

Er was veel handwerk en toezicht

In 1927 brak een hevig noodweer los. Op veel plaatsen sloeg de bliksem in en verdronken kippen en kuikens. Verschillende paarden moesten worden afgemaakt.
Steenfabriek Van Daal en Co. leed enorme schade, omdat het water op het terrein kwam. Daardoor werden de onderste stenen in de droogloodsen nat. De te drogen staande stenen zakten als een plumpudding in elkaar. Duizenden stenen gingen verloren.
Ongelukken.
Ongelukken konden natuurlijk niet uitblijven. Het zevenjarige zoontje van Van Leuven was onder de kleitram gekomen. Voerman was Wismans uit Oirlo. Eerste hulp verleende oud-hospik Theo Keursten, zoon van Lowie Keursten (Donker Boer). Als gevolg van het ongeluk moest een been van het kind worden afgezet. Een paar jaar later (in 1926) kwam dezelfde jongen onder de fiets van een inwoner van Blitterswijck. Zijn enkel raakte toen “uit de dop”.
Rond 1930 gebeurden enkele ongelukken, die vrij goed afliepen. Een ervan had betrekking op een 18-jarige jongeman, die met de bedevaart van Sevenum in Tienray was. Het fabrieksterrein van Van Daal was vrij toegankelijk, wat vroeger heel normaal was. De jongelui verveelden zich blijkbaar en gingen met de kleiwagens spelen. Een van hen kwam tussen twee kipwagentjes terecht. Zijn metgezellen kozen het hazenpad en lieten Van Enckevort, zoals de ongelukkige knaap heette, aan zijn lot over. Gelukkig was de zuster van het Groene Kruis er vlug bij. Het slachtoffer werd in het Venlose Gasthuis opgenomen en kwam onder behandeling van dokter Janssen.
Werkgelegenheid
Bij de Boerenoven werkten vijfendertig mensen en als we aannemen dat Van Daal, die wat minder stenen produceerde, nog eens vijfentwintig mensen in dienst had, dan komen we op een totaal van zestig arbeidsplaatsen. Hoewel een aantal van deze arbeiders afkomstig was uit de omliggende dorpen, hebben beide fabrieken een flinke bijdrage geleverd aan de groei van Tienray.
In 1840 stonden in Tienray tien huizen. In Swolgen waren dat er 58. Uit bovenstaande lijst blijkt, dat het aantal inwoners omstreeks de eeuwwisseling “flink” toegenomen is door de bedevaarten en rond 1915 door de komst van de twee steenfabrieken.
In de dertiger jaren brak in Tienray een staking uit, die in de kranten breed uitgemeten werd. Uit de artikelen viel op te maken, dat er in het verleden regelmatig problemen waren bij Van Daal en Co. Zo bleek, dat de lonen in 1922 en 1923 te laag waren, waardoor er van oneerlijke concurrentie sprake was. Na lang aandringen ging de firma destijds door de knieën en verhoogde het tariefloon met drie cent naar acht cent per duizend gevormde stenen.
In 1930 waren er weer problemen. De arbeiders moesten individueel naar de rechter stappen om hun achterstallig loon op te eisen. Door intimidatie en dreiging met ontslag hadden de arbeiders destijds geen vordering durven indienen.
In 1932 werden de lonen met 20 % verlaagd, waarna de werknemers op 30 april bij elkaar kwamen in de winkel van de kerk (!).
Ook toen durfden de arbeiders niet naar het “scheidsgericht” te gaan. Dat is heel goed te begrijpen, want de dertiger jaren staan bekend als de crisisjaren. Wie geen werk had, was aangewezen op steun en/of liefdadigheid.
De ovenploeg kreeg begin januari 1933 ontslag aangezegd en tien dagen later kregen de overige arbeiders een loonsverlaging van 10 %.
Omdat hetzelfde werk door minder mensen gedaan moest worden, werden de arbeidsvoorwaarden voor de arbeiders steeds ongunstiger.
Vanaf 1 februari 1934 werd er geen kinderbijslag meer betaald en werd aan de strengpers twintig procent minder loon uitbetaald.
Op 25 mei 1934 werd een “conferentie” (bespreking) gehouden.
Daarbij werden de volgende eisen op tafel gelegd:
Er moet een arbeidsovereenkomst komen overeenkomstig de regeling in de Limburgse klei-industrie. Er dient aan de streekregeling vastgehouden te worden voor wat betreft de lonen en tarieven.
De kinderbijslag moet terug komen
Op 14 juni 1934 werd gedreigd met een staking, waarvan de directie niet echt onder de indruk bleek. Men wilde een nieuwe arbeidsovereenkomst sluiten die gelijkluidend was aan die van de Limburgse klei-industrie. De directie koos eieren voor haar geld, maar de vakbond vond het aanbod te karig.
In juni werd er druk gecorrespondeerd en een bespreking volgde op 26 juni 1934. De heer Rutten had na overleg met de fabriekseigenaren nee gezegd tegen de eisen van de arbeiders. Hij legde uit, dat er geen kinderbijslag uitgekeerd werd, omdat de arbeiders geen premie wilden betalen. De lonen zouden met vijf procent gekort worden voor die toeslag. De vakbondsregeling hield in: kinderbijslag één gulden per week vermeerderd met een klein bedrag voor elk kind, eveneens per week.
Op 27 juni 1934 werd in een geheime stemming besloten tot staking over te gaan.
In de krant van 30 juni 1934 lezen we: “De stakende arbeiders hebben zich ’s nachts om 2 uur danig geroerd. Ze begonnen zelfs de steenfabriek te “bombarderen”. Toen de politie kwam, was de “belegering” gestaakt. Later werden werkwilligen ook nog met stenen bekogeld”.
Op 3 juli zag de krant zich al verplicht een rectificatie op te nemen. Het hoofdbestuur van de Nederlandse R.K. Steenfabrieksarbeidersbond “St. Stephanus” had namelijk een onderzoek ingesteld. Daaruit bleek, dat het die bewuste nacht donker was en er geen fabrieksarbeiders herkend waren. Integendeel: Ze hadden zich voorbeeldig gedragen.
De krant verontschuldigde zich voor het verslag van haar correspondent in Tienray (bakker Anselm van de Voort).
Op donderdag 12 juli 1934 werd een bijeenkomst gehouden in zaal Wijnhoven, Kloosterstraat 2. Aanvang 20.00 uur. De sprekers waren: Zijne Eminentie Pater Jacq. Jacobs uit Heerlen en P. Jacobs van “St. Stephanus”. De toegang was vrij. Iedereen was welkom, ook landbouwers en middenstanders.
Het is opvallend hoeveel bijval de stakers kregen van bijvoorbeeld de overige werkgevers in de klei industrie, maar ook van de wereldlijke en geestelijke overheid. Vooral dat laatste is opvallend te noemen. Uit de gemeente Meerlo waren aanwezig: pastoor Dinckels van Tienray, pastoor Op de Coul van Swolgen, pastoor P. Verheggen van Blitterswijck en kapelaan Geurts van Meerlo.
Namens het gemeentebestuur waren afgevaardigd: burgemeester P.L.A. van den Bergh en wethouder Th. J. Kessels. Ziet U die hoogwaardigheidsbekleders al op de eerste rij zitten als steun in de rug van de stakers, die achter hen zaten. (!)
Pastoor Op de Coul opende de avond en deelde mede, dat hij in de afgelopen dagen contact had gehad met de directie. Hij liet doorschemeren, dat de firma tot een schikking bereid was en riep allen op niets te doen, wat in strijd was met de liefde, het merg van onze godsdienst.
Daarna voerde vakbondsafgevaardigde P. Jacobs het woord. Hij schetste de problemen bij de firma in de afgelopen jaren, zoals boven reeds is aangehaald.
Aan het einde van zijn redevoering merkte hij op: “Werknemers en werkgevers hebben allen belang bij een welvarend bedrijf, waarin strijd is uitgesloten”.
Na het applaus “beklom” pater Jacobs het spreekgestoelte. Hij drong aan op een rechtvaardige verdeling van de winst. Zijn slogan was: “Waar overleg faalt, is strijd helaas geboden”.
Tot slot smeekte pater Jacobs Gods zegen af “over het werk van de arbeiders en over het werk, dat gij nu begonnen bent”.
Vervolgens sloot de heer P. Jacobs de vergadering met de christelijke groet, zoals dat nog lang gebruikelijk is geweest.
Er verscheen een groot ingezonden stuk in de krant onder de titel: “Uit de baksteenindustrie” van de hand van de heer Drübers van de bond St. Stephanus uit Utrecht. Hieruit bleek, dat bij Van Daal en Co een gering aantal kamers van de oven in bedrijf was. Er waren veel mutaties onder het personeel, wat niet erg bevorderlijk was voor een hogere productie. Uit het ingezonden stuk bleek ook, dat de productie elders veel hoger was. Bij de Boerenoven werden 200.000 stenen gebakken, bij Van Daal 185.000. Drübers snapte niet, waarom de directie zich niet afvroeg, waarom de productie zo laag was.
De lonen van beide fabrieken werden in het artikel met elkaar vergeleken.
Een eerste machinist verdiende bij Van Daal achttien gulden en bij de Boerenoven drie gulden meer. Een tweede machinist ging bij van Daal met vijftien gulden per week naar huis en dat was bij de Boerenoven ook drie gulden meer.
Eindconclusie van het ingezonden stuk was:
de directie van Van Daal heeft gefaald in haar sociale politiek.
In een ingezonden stuk in de krant van 20 juli 1934 koos een anonieme inzender de kant van werkgever Van Daal en Co. Hij vond de lonen bijna niet te betalen, waardoor goedkope stenen uit de buurlanden moesten worden aangevoerd. Hij riep de regering op om de eigen industrie te beschermen en de stakers om te stoppen met deze strijd voor een hopeloze zaak.
Prompt daarop kwam er vanuit Utrecht een groot overzicht, waaruit bleek, dat de invoer van bakstenen gedaald was.
Deze staking in Tienray verliep, zoals de meeste stakingen, niet geheel geweldloos.
Met stenen werden flink wat ruiten van de fabriek vernield en werkwilligen werden gemolesteerd. Als gevolg van de grimmige toestand werd vanaf juli een bewakingspost van de Koninklijke Marechaussee uit Well in het dorp ingericht. Op 19 november 1934 werd de bewakingspost weer opgeheven.
In oktober 1934 werd in de winkel van de kerk een cursus gegeven voor stakers door vakbondsman P. Jacobs uit Tegelen.
Door de lage lonen bij Van Daal en Co dreigden er ook problemen te komen bij de andere fabrieken. Daarom werd de staking bij Van Daal ook ondersteund door de werkgevers. Uit vergelijkingen bleken de lonen bij Van Daal de laagste van Limburg, Brabant en Gelderland. Dat was oneerlijke concurrentie voor die bedrijven, die zich wel aan de landelijk overeengekomen lonen hielden.
Op 21 april 1938 verscheen een bericht in de krant waarin medegedeeld werd, dat de seizoenwerkzaamheden bij de beide steenfabrieken weer waren hervat. De werklozen hadden zolang steun gekregen of werk van de zogenaamde werkverschaffing. (D.U.W.)
In september 1939 werden ten gevolge van interne verwikkelingen de werkzaamheden bij Van Daal en Co stopgezet. Voor veel gezinnen was dat een harde slag.
Hoelang de fabriek stil lag is niet bekend, maar op 10 april 1941 vroeg Van Daal toestemming de fabriek te mogen uitbreiden met een motor van 68 pk voor het aandrijven van verschillende machines.
In november 1944 werden de schoorstenen van beide fabrieken door het terugtrekkende Duitse leger opgeblazen en na de bevrijding werden ze weer opgebouwd.
Beide fabrieken zijn in de zeventiger jaren gestopt met de baksteenfabricage en eindigde het “stenen tijdperk” voor Tienray.
Blijkbaar was men niet genegen om door middel van aanzienlijke investeringen de concurrentieslag met andere fabrieken aan te gaan. Het meeste werk gebeurde nog met de hand en de kruiwagen en de mensen moesten in weer en wind werken. Bij het uitrijden van de stenen uit de oven was het temperatuurverschil erg groot. Omdat men geen personeel meer kon krijgen voor dat werk, ging men over tot het aantrekken van Turkse gastarbeiders.
De bewoners van Tienray kwamen omstreeks 1968 in verzet tegen de roetwolk, die elke twintig minuten over het dorp werd geblazen. Het houtwerk van de huizen leed veel en moest erg vaak geschilderd worden. Het roet tastte de lak van de auto’s aan, maar wellicht hadden de vrouwen wel de meeste hinder van de roetexplosies. Maandag was de traditionele wasdag en afhankelijk van de wind kon men de was buiten hangen of niet. Kwam de wind uit de verkeerde hoek, dan moesten zij met de wasmand naar de andere kant van het dorp. De was moest immers droog, maar er kwam “roet in het eten” als de wind plotseling draaide.
Het was niet alleen kommer en kwel met die steenfabrieken. Boven op de ovens werd ieder jaar fruit van de werknemers gedroogd, waarvan men ´s winters kon genieten. Ook daklozen en zwervers vonden er een warm onderkomen boven de oven.
De sluiting
Bij de sluiting van de steenfabriek van Van Daal waren er nog zeventien werknemers. Het bedrijf bestond toen precies 65 jaar. In 1976 bedroeg het verlies ƒ 300.000,00 en in 1977 ƒ 50.000,00. Volgens de laatste directeur Groot, was er werk genoeg, maar was er een gebrek aan personeel. Volgens de vakbond was het beleid een warboel en waren er opdrachten genoeg vanwege de speciale steen, die gefabriceerd werd. Pas in 1979 kwam er een kantine voor de arbeiders. Zij schaftten tot die tijd in de lege gedeelten van de ringoven.
Op zaterdag 18 januari 1980 ging de schoorsteen van de steenfabriek van Van Daal precies om 12.00 uur tegen de vlakte. De firma Hovens uit Tegelen bracht op de goede plaatsen de springstoffen aan. Het terrein werd eigendom van een projectontwikkelaar.
Pas in 1998 werd het terrein bouwrijp gemaakt en werden er de eerste huizen gebouwd.

De “Stoomsteenfabriek Tienray” beter bekend als de Boerenoven aan de Spoorstraat.
De oprichters. Op 10 juli 1913 verscheen een bericht in de krant met de mededeling, dat enkele heren uit Horst van plan waren een ringoven te bouwen. De grond, vlak bij het station, was gekocht van Theo van Rijswick.
Kleigronden waren al aangekocht. Op maandag 25 augustus 1913 werd om 16.00 uur het metselwerk aanbesteed in café Theo van Rijswick, Spoorstraat 68.
Het stichtingskapitaal voor deze fabriek was 78 duizend gulden verdeeld over dertien aandelen van zesduizend gulden. Hiervan moest de helft gestort worden. Dat waren gigantische bedragen in die tijd. Een arbeider verdiende destijds ongeveer vijftien gulden per week. Voor drieduizend gulden kon men een aardig huis laten bouwen.
Tot directeur werd benoemd de heer August Geurts uit Swolgen.
Op 1 september 1913 vond een aanbesteding plaats voor het vervoer van vijfentwintig wagons metselstenen vanaf station Tienray naar de bouwplaats aan de kiezelweg naar Horst. Op woensdag 25 februari 1914 werd een kantoor met bedrijfswoning gebouwd.
In januari 1914 besteedde “De Boerenoven” drie woonhuizen onder één kap aan voor het onderbrengen van de arbeiders. De huizen kwamen aan de Nieuwe Baan en werden in de volksmond bekend als “de vier huus”. Oorspronkelijk waren het drie woningen en een paardenstal. Een paar jaar later werden de paarden ingeruild voor een locomotief en werd van die stal ook een woning gemaakt. De architect van dit alles was J. M. Keijzers uit Horst.
Aanvankelijk werden de gevormde stenen (groenlingen) buiten op de grond te drogen gelegd, in de open lucht. Bij hevige regen ging alles verloren. In 1930 waren er zeven droogloodsen en ook enkele privaten (toiletten) voor de werknemers.
Vanaf 1921 mochten alleen georganiseerde arbeiders op de steenfabrieken werken. Iedereen moest dus lid worden van de vakbond. Omstreeks 1930 waren er bij de Boerenoven vijfendertig arbeiders in dienst. Het loon was voor een groot deel afhankelijk van het aantal gewerkte dagen. Als er niet gewerkt werd werd er niet betaald bijvoorbeeld bij ziekte, slechte weersomstandigheden en dergelijke. Er waren stokers, die 365 dagen per jaar werkten en voor die tijd een goed loon kregen van meer dan duizend gulden per jaar. Deze mensen werkten dag en nacht, dag in dag uit.
De kleitram
Op 30 augustus 1913 kwam bij de gemeente een verzoekschrift binnen voor de aanleg van een tramlijn voor de Boerenoven. Die tramlijn zou lopen langs het huidige speelterreintje, Pastoor Maessenstraat, Zwanenweg, Donkerhofsteeg, Kleiweg, Keuter en Gun.
De tramlijn lag op de weg net als nu de verkeersremmers. Over deze lijn kwamen geen klachten binnen bij de gemeente.
De aanvoer van de klei naar de fabriek in Tienray vond plaats door middel van een trammetje, getrokken door een stoomlocomotief nadat de paarden waren afgedankt.
Nadat men in 1955 overgegaan was op het vervoer met vrachtwagens kwamen wel veel klachten over kapot gereden wegen met veel klei erop.
De werkwijze
In de periode van april tot oktober werden de stenen gevormd en buiten en in de open loodsen door zon en wind gedroogd. Het stoken van de stenen gebeurde van half oktober tot mei. Dan werkten er ook arbeiders om de stenen in en uit de ringoven te kruien. In mei kregen die ontslag. De overige arbeiders zorgden in de wintermaanden voor de aanvoer van klei voor de zomermaanden.
Na verloop van tijd is van dit systeem afgestapt en werden verwarmde droogloodsen gebouwd en konden de arbeiders het hele jaar door werken. In november 1944 werden de schoorstenen van beide fabrieken door het terugtrekkende Duitse leger opgeblazen en na de bevrijding werden ze weer opgebouwd.
De Boerenoven was met de productie gestopt in 1972. Vanaf 1976 begon de afbraak van de diverse fabrieksgebouwen.
De schoorsteen werd op zaterdag 11 juli 1998 door Belgen gesloopt. Zij lieten de schoorsteen vallen volgens een oude sloopmethode met hamer en beitel. Dit typische herkenningspunt van Tienray moest verdwijnen omdat de schouw bouwvallig was geworden.
Steenfabriek “Van Daal en Co” aan de Swolgenseweg.
Op tweede kerstdag 1913 werd door de firma Van Daal en Co. uit Horst de bouw van een steenoven aanbesteed in café G. van Daal bij het station Horst/Sevenum. De eerste directeur werd Constant Dietz.
Van Daal en Co had een woning en paardenstal nodig. Die kwam aan de Meerlose Baan (thans Nieuwe Baan 13). De aanbesteding van die woning vond plaats in café J. Huijs, Spoorstraat 24 te Tienray op 11 november 1914 om 20.00 uur.
Het kantoortje van de steenfabriek lag aan de Swolgenseweg en werd gebouwd door aannemer H.H. Dinghs uit Castenray.
Het tramlijntje liep links voor de beplanting richting Nieuwe Baan.
In april 1921 vroeg Van Daal en Co. een bouwvergunning aan voor een woning met kantoor aan de Swolgenseweg, die er nu nog staat.
De kleiroute
De tramlijn van Van Daal begon bij de huidige Leemberg en liep over de huidige Nieuwe Baan via de Kloosterstraat naar Meerlo. Voor de brug maakte de lijn een bocht naar rechts over de Dorpbroekstraat richting Megelsum, naar de afgraving bij boerderij Joosten. In de beginjaren trokken paarden de tram, maar in 1916 werd overgeschakeld op een stoomlocomotief. Die haalde een snelheid van dertien kilometer per uur.
Vanaf toen maakten veel inwoners van Tienray en Meerlo bij de gemeente bezwaar tegen de concessie voor de tramlijn. Door die stoomlocomotief moesten de aanwonenden van de lijn meer premie voor de brandverzekering betalen. De heg bij het klooster was zelfs een keer door de vonken in brand gevlogen. Door de ligging van de rails was de waterafvoer op sommige plaatsen slecht. Er kwam ook veel protest tegen de uitstoot van stoom en kolendamp van de locomotief. Het gemeentebestuur reageerde razendsnel en op 28 april 1917 werd de concessie voor de stoomlocomotief ingetrokken.
Omdat de concessie ingetrokken werd, werd weer tijdelijk gebruik gemaakt van de paarden.
In 1920 kwam de route van een nieuwe lijn klaar. Die liep vanaf de leemberg aan de Nieuwe Baan over de Zwanenweg. Via de Donkerhofsteeg kwam men op de Kleiweg. De lijnen van beide steenfabrieken lagen elk aan één kant van de weg. De spoorbreedte verschilde vijftien centimeter.
De lijn van de Boerenoven ging naar de Keuter en rechtsaf naar de Swolgense Sintelweg en die van Van Daal ging linksaf naar Megelsum.
Na verloop van tijd is van dit systeem afgestapt en werden verwarmde droogloodsen gebouwd en konden de arbeiders het hele jaar door werken.
Een heuse staking
Op 25 mei 1934 werd een “conferentie” (bespreking) gehouden en werden de volgende eisen op tafel gelegd:
1. Er moet een arbeidsovereenkomst komen overeenkomstig de regeling in de Limburgse klei-industrie.
2. Er dient aan de regeling voor de streek vastgehouden te worden voor wat betreft de lonen en tarieven.
3. De kinderbijslag moet terugkomen

De sluiting