In 1789 brak in Frankrijk de Franse Revolutie uit, die grote gevolgen had voor Frankrijk en grote delen van Europa.
De adel werd opgeheven en de privileges werden hun ontnomen.
Veel brieven verschenen in het Frans en er werd in deftige kringen Frans gesproken.
De dienstplicht door middel van loting werd ingevoerd. Alle mannen tussen 17 en 45 jaar kregen een nummer. Als hun nummer uitgeloot werd, moesten zij dienst nemen in het Franse leger.
De Fransen voerden ook een nieuwe tijdrekening in. De namen van dagen en weken kregen Franse namen en men begon in 1789 met het jaar nul. De week bestond voortaan uit tien dagen zonder zondag, de zogenaamde decade.
Het nieuwe regime was tegen het christelijke geloof. Veel bezittingen van de kerken en kloosters werden verkocht. De tienden werden afgeschaft, waardoor veel geestelijken zonder inkomsten kwamen. Het houden van godsdienstige oefeningen werd bemoeilijkt evenals het luiden van de klokken. De priesters, die een eed van trouw aan de staat aflegden, kregen een mager salaris. In Limburg behoorden weinig geestelijken tot deze groep. De meesten liepen dus kans in de gevangenis te belanden of gedeporteerd te worden. Bovendien werden hun bezittingen in beslag genomen, waardoor ze aangewezen waren op de milde gaven van de gelovigen.
Processies werden verboden. Uit een brief van 27 maart 1806 van de maire (meijer) Venhorst uit Meerlo aan “Sijne geadministreerden” over een keizerlijk decreet van 9 februari 1806 bleek, dat er toch processies gehouden moesten worden. Maar wel voor een nieuwe heilige. Het feest van de heilige Napoleon moest jaarlijks gevierd worden op 15 augustus ter gelegenheid van het met de kerk gesloten concordaat. Het was verplicht een processie te houden en de pastoor moest tijdens of na die processie een preek houden. Civiele beambten, militairen en “gerechtsoverigheden” moesten assistentie verlenen.
De Franse overheid legde de geestelijkheid in 1811 de verplichting op, om het Te Deum te bidden ter gelegenheid van de geboorte van de zoon van Napoleon, de latere koning van Rome.
De inval van de Franse legers luidde in ons land het einde in van de schepenbanken en de gemeenten “oude stijl” in onze regio. Alle heerlijkheden werden opgeheven en vervangen door een commune. Na 1800 werden kleinere communes samengevoegd tot grotere, zoals bijvoorbeeld Meerlo. Bij Meerlo hoorden de communes Blitterswijck, Swolgen en Tienray.
Op 6 brumaire an XI ( 27 oktober 1800) werd de heer A. Venhorst tot maire van Meerlo benoemd. De schepenen en geërfden bleven echter nog tot 1805 hun werk doen. Daarna kwam er in plaats van de schepenbank per kanton een vredesgerecht. Tienray kwam in de Franse tijd bij het kanton Horst, het departement van de Roer en het arrondissement Kleef.
Aanvankelijk hoorden we bij de Franse Republiek en vanaf 1802 tot het keizerrijk Frankrijk. Van 1806 tot 1810 was Lodewijk Napoleon koning van ons land en na 1810 werden we onderdeel van de Bataafse Republiek.
Toen Napoleon in 1814 verslagen werd bij Waterloo, behoorde Tienray tot het overgangsgebied van de geallieerden. Na de Vrede van Wenen in 1815 kwamen we bij het Koninkrijk der Nederlanden en werd stadhouder Willem I koning. Helemaal tevreden waren de Limburgers daarmee niet, want bij de Belgische opstand van 1830 koos men de kant van de Belgen. We hoorden bij het Koninkrijk België van 1830 tot 1839. Bij de Vrede van Londen op 19 april 1839 werden we weer een deel van het Koninkrijk der Nederlanden.