De Tweede Wereldoorlog

Tienray in de Tweede Wereldoorlog 1940-1945.

Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger ons land binnen. Anselm van de Voort voelde zich geroepen om het genadebeeld veilig te stellen. Van 10 mei 1940 tot 7 december 1940 werd het onder de vloer van de woonkamer bewaard. De draagbaar evenals de koperen kaarsenstandaard bleven zelfs tot 6 mei 1944 onder zijn hoede, omdat er toch geen processies meer kwamen. In de beginperiode kwamen veel mensen uit Broekhuizenvorst via Swolgen naar Tienray, gevlucht voor het oorlogsgeweld. Bij de familie Raijmakers, Spoorstraat 7, kregen bijvoorbeeld de families Lichteveld en Litjens onderdak in de gelagkamer. Na verloop van tijd gingen deze vluchtelingen weer terug naar hun eigen dorp. Bij Raijmakers was behalve een beugelbaan ook een slachterij, los van het huis. Op 31 oktober 1944 om 10.45 uur begonnen de Britten vanuit Venray Tienray met granaten te bestoken. Om 12.00 uur waren er drie doden te betreuren: Harrie Wijnhoven, Truusje Nabben en de heer Denen, een evacué uit Vierlingsbeek. Na de middag kwamen nog twee mensen om, evacués uit Venray, die in het klooster waren ondergebracht. De beschieting hield pas op 1 november om 15.00 uur op. Kort daarna haalde pastoor Dinckels samen met de koster het Allerheiligste uit de kerk en bracht het naar het klooster, evenals kelken, cibories, relikwieën en paramenten. Daarna werd de zwaar beschadigde kerk niet meer gebruikt.
Veel huizen raakten door de beschietingen zwaar beschadigd. De pastorie kreeg verschillende voltreffers, waardoor de binnenmuren van de keuken en de bijkeuken instortten. Er bevonden zich tijdens deze beschieting 23 mensen in de kelder. Die wisten zich later met grote moeite uit het puin te bevrijden.
In de kelders van het klooster zaten ondertussen ruim tweehonderd vluchtelingen opeen gepakt. Ze kwamen uit Tienray, Oirlo, Venray, Wanssum, Maashees en Vierlingsbeek.
In november kwam het bevel, dat heel Tienray ontruimd moest worden. De streek was aangewezen als “Sperrgebiet”, ondanks de pogingen van pastoor Dinckels en een paar Duits sprekende zusters om dat te voorkomen. De zieken, bejaarden en zusters mochten in het klooster blijven, de overige mensen moesten direct het gebied verlaten. Iedereen moest zelf kiezen waarheen. De familie Clabbers kwam via Wanssum en Oostrum in Venray terecht op het St. Annaterrein. Daarna ging het via Deurne naar St. Anthonis. De familie Raijmakers verbleef in de kelder van het gemeentehuis in Meerlo. Na verloop van tijd trokken ze via St. Servaas in Venray, Leunen en Helmond naar Eindhoven. Daar werd iedereen eerst ontsmet, bang als men was voor luizen en ander ongedierte. Uiteindelijk kwam deze familie in een boerderij in Borkel en Schaft bij Valkenswaard terecht. De familie Kersten evacueerde naar de Herenbosweg in Melderslo, een paar honderd meter van huis.
De familie Thijssen (Swolgenseweg 41) nam het nieuwe naaimachine op de kruiwagen mee.
In september 1944 lieten de Duitsers springstof aanbrengen onder de kerk. Op 22 november 1944 lieten de Duitsers de kerktoren in de lucht vliegen. Er bleef nagenoeg niets staan. Van het oude klokje restten slechts de scherven. Ook de bomen rond de kapel moesten het ontgelden. De winkel bleef wonder boven wonder staan. Te midden van de verwoesting bleef alleen de Calvarieberg met kruisbeeld staan.