De kampen

De groep bereikte tussen 19 en 21 november doorgangskamp “Am Giebel” in Wuppertal-Varresbeck. Daar waren ook enkele gevangenen achter prikkeldraad gezet, gekleed in gevangenistenue en kaalgeschoren. Op het hek stond, dat het verboden was ze voedsel te geven.

De mannen kwamen met dertig man in één stenen barak terecht. In de barak was een stenen vloer, waarop houten britsen zonder stro stonden. Na registratie en selectie op basis van het beroep, werden de mannen met vrachtwagens naar de diverse bestemmingen gebracht.
Sir Hermkens: Na aankomst ging ik eerst rondneuzen en trof mijn broer, die ook bij het transport had gezeten. Zo zaten we met alle vijf broers in Duitsland.
Op 23 november 1944 moesten we ´s morgens in het gelid gaan staan voor vertrek. Na de middag ging het met de trein naar Haan. We kwamen in een school terecht. Daar lag tenminste stro in om op te slapen. En daar hebben we dan ook kunnen slapen na zo´n beroerde nachten. Vandaag zijn we zonder eten naar bed gegaan.
25 november 1944. Het is wrang, maar op deze dag werd Tienray bevrijd.
Sir Hermkens: ´s Morgens moesten we weer weg, doch we bleven in Haan en kwamen na de middag in een gymnastiekzaal. Die was tamelijk goed ingericht. We moesten onze spullen daar laten en we gingen weer op stap. We kwamen tot de ontdekking, dat we moesten werken, maar eten kregen we niet. Na ander half uur gelopen te hebben, waren we op het werk. Daar kregen we wat soep en een stukje brood en zijn we weer naar onze zaal gegaan, waar we de dag verder doorbrachten.
Friedrichsfeld bij Wesel bestond uit twintig barakken met modderige paden er tussendoor. Hier woonden Polen, Russen, Fransen, Belgen en Italianen. Zij zaten al langer in het kamp en zagen er uitgemergeld uit. In het hele kamp had men de beschikking over één kraantje. Aan de bomen hingen luidsprekers. In de groep Nederlanders bevonden zich ook geestelijken uit Blitterswijck en Arcen. Deze waren in Broekhuizen opgepakt. Zij genoten meer bewegingsvrijheid en kregen een voorkeursbehandeling, omdat zij de mannen in de trein bij de beschietingen moreel gesteund hadden.
Teuntje Huberts: Het waren allemaal aparte hokken waar de mensen in moesten leven. Er liep een lange gang waar links en rechts van die hokken aan lagen. De grootte van een hok was ongeveer 2,5 bij 4 meter. Er stond een klein kacheltje in, dat bijna nooit aan was, want er was niets te stoken. Tegen de wand stonden enkele stapelbedden met een strozak erop. Goed voor de wandluizen, maar niet goed voor de mens die er op moest slapen.
Jan Reintjes: Op 5 december was het strooiavond. Er kwam stro. We hadden de beschikking over twee strozakken voor drie man. Ik heb ook stro in mijn sokken gedaan omdat mijn klompen kapot waren.
Teuntje Huberts: Een w.c. heb ik nooit gezien. Wanneer je uit je broek moest, was er buiten een lange paal waar je op moest zitten. Er onder was een gat gegraven, waar het afval in viel. Omdat ik zo klein was, was het wel eens lastig om op de paal te blijven zitten. Een enkeling was er wel eens ingetuimeld. Wanneer je uit het kamp naar buiten liep, moest je goed oppassen om niet onderuit te gaan, omdat velen ´s nachts hun behoeften ergens anders deden.