Wat deden de zusters zoal

De werkzaamheden
De zusters waren actief in het kleuteronderwijs, het lageronderwijs, de naaischool en kregen daarvoor in de beginjaren geen rijkssubsidie. In het klooster was een ziekenzaaltje en deden de zusters het Groene Kruiswerk. Daardoor kwamen ze regelmatig in contact met gezinnen in behoeftige omstandigheden. Zij hielpen waar mogelijk in stilte.
De zusters maakten ook de genadekapel schoon. Dat kerkje was schromelijk verwaarloosd. Het bedevaartsoord Klein Lourdes verdiende het niet dat er het Allerheiligste bewaard werd. Achter het altaar lag veel veegsel, de godslamp ging meerdere keren uit want de koster had er geen begrip voor. De zusters hadden er weken werk mee. Daarbij kwam ook nog het opruimen van de winkel. Er moesten scapulieren genaaid worden, laden met prentjes opgeruimd en flesjes voor het Lourdeswater gespoeld worden.
Op drukke feestdagen was er voortdurend een zuster in de grot om het aansteken van de offerkaarsen te regelen. “Dat was wel nodig, want de onverstandige pelgrims zouden alles tegelijk willen aansteken en zo brand veroorzaken, wat al een paar maal gebeurd was”, schrijft pastoor Von Bönninghausen.
De zusters gaven wel eens pelgrims onderdak en soms gaven zij hen eten en drinken.
Enkele Tienrayers vielen daarover en vonden dat zij daardoor schade leden. Pastoor Von Bönninghausen reageerde daarop als volgt: “De zusters nodigen niemand uit en vragen van niemand iets. De pelgrims komen vanzelf en geven wat ze zelf willen”.
In het klooster werden regelmatig kinderen opgevangen, vaak met gezondheids- en gedragsproblemen. Zo kwam in 1914 Martinus van Rijn naar Tienray. Het kind had TBC gehad en mocht hier aansterken. Zijn vader bedankte de zusters voor de geweldige opvang.
Zo stonden de zusters steeds klaar voor de medemens.