Het inkomen van de pastoor

Hoewel Tienray bij de parochie Swolgen hoorde, heeft men zich in het verleden zeer zelfstandig opgesteld. Er waren in Tienray zogenaamde “kapelmeesters” die op de een of andere manier zorgden voor eucharistievieringen door priesters en die uiteraard ook voor de betalingen zorgden. Uit archiefstukken van het kerspel (gemeente) Tienray blijkt, dat in het begin van de achttiende eeuw is vastgelegd, dat de pastoor van Swolgen de inner is van de tienden van geheel Tienray. In de ambtsperiode van pastoor Aerts is dat door middel van een schrijven van de bisschop van 1680 nog eens bevestigd.
De Fransen maakten een einde aan deze inkomsten uit tienden.
De pastoor kreeg rond 1915 een subsidie van het Rijk van ƒ 400,00. De parochiekerk van Swolgen leverde ƒ 443,92 op, inclusief alle stichtingen. Het zielenboek was goed voor ƒ 40,00. De begrafenissen, huwelijken en jaargetijden brachten samen ƒ 165,00 in het laatje.
In Tienray waren jaarlijks vijfendertig heilige missen, goed voor in totaal ƒ 200,00. Het jaarinkomen van de pastoor bedroeg omstreeks 1915 ongeveer ƒ 1.300,00. Daarnaast kreeg hij van de parochianen ook in natura uitbetaald in de vorm van producten van het land, slacht en dergelijke. Pastoor Op de Coul had in 1917 een even hoog inkomen als hoofdonderwijzer Fleuren met al zijn bijbaantjes.