Het carillon
Ter gelegenheid van het Mariajaar in 1954 besloot pastoor Dinckels voor het Mariaoord Tienray een carillon, bestaande uit vijf klokjes, aan te schaffen. De aanzet hiertoe werd gegeven door enkele pelgrims, die naar Lourdes waren geweest. Het benodigde geld stroomde van alle kanten binnen. Op 19 september 1954 werden de 5 klokjes van het carillon en de kleinste van de luidklokken gewijd. Met verlof van de bisschop werd de wijding gedaan door pastoor Dinckels, daarbij geassisteerd door rector Damoiseaux, pater Naus en pater Poort. De mensen in Tienray mochten om de beurt de klokken laten klinken door er met een hamer op te slaan. “Het proberen van de klokken” na de zegening bracht maar liefst ƒ 525,85 op. Op zaterdag 25 september zong het carillon voor het eerst zijn groet Avé, avé, aan de Moeder Maria van Tienray.
Op zondag 24 april 1955 werden de laatste twee klokken van het drietal luidklokken door deken L. Debije van Horst plechtig gewijd. Assistenten waren rector Damoiseaux, pater H. Naus en pastoor Dinckels van Tienray.