Lien Emons-Bartels: Toon (1919-2001) had een dames- en herenkapsalon op D 17, momenteel Swolgenseweg 2. Ook Duitse militairen wisten de weg te vinden. Daarnaast moesten ook de vele onderduikers er netjes uitzien. Deze onderduikers verbleven gedurende de oorlog onder andere in een ondergrondse hut bij de Boerenoven. Jan Peters woonde destijds in de woning op nummer 61. Hij was bestuurslid van Tienrays fanfare en Toon was er muzikant. Af en toe ging hij daar knippen. Iemand heeft hem destijds verraden. Ondanks het feit, dat hij een eigen zaak had en Duitse militairen knipte en schoor, moest hij toch mee bij de razzia op 16 oktober. Hij belandde op 21 oktober 1944 in Friedrichsfeld bij Wesel. Daar moest hij zijn werk als kapper in een kapsalon voortzetten. Hij kreeg een penning om zijn nek met de gegevens: 394 met daaronder WU. Hij heeft op een gegeven ogenblik iemand bij het vluchten willen helpen door zijn identiteitsbewijs af te geven. De vlucht mislukte en Toon kwam in de cel terecht.
Hij werd ter dood veroordeeld en verbleef in de gevangenis in Duisburg van november 1944 tot april 1945 samen met een Franse pater. Om het verblijf wat te veraangenamen, leerden ze elkaar een vreemde taal, zodat Toon na terugkomt in Tienray een aardig woordje Frans sprak. Hij werd door de Amerikanen bevrijd en kwam op 30 april 1945 via Swolgen in Tienray aan in een militaire wagen. Tijdens zijn verblijf in de gevangenis had hij al een naar gevoel, dat er thuis iets vreselijks gebeurd zou zijn. Het eerste dat hij na thuiskomst vroeg, was: “Waar is moe?” Zijn vader vertelde hem, dat die in de kelder van Smits gedood was door een blindganger.
Toon voelde zich niet goed, had dikke benen en armen en raadpleegde de dokter, maar een paar dagen later blies hij zijn muzikale partij al weer mee, tijdens de meiprocessie. Hij zei: “Ik heb dat aan Maria beloofd”. Hij zag zich genoodzaakt, de kapperszaak weer opnieuw op te starten, hetgeen hem goed gelukt is.