Op 31 oktober 1944 om 10.45 uur, terwijl Theo van de Voort en zijn vrouw binnen in huis waren, speelden de twee grootste kinderen in de tuin.
Hij schrijft: Om 10.45 uur begonnen de Britten vanuit Venray Tienray met granaten te bestoken. Om 12.00 uur hoorden wij plotseling een overbekend fluitend geluid, een granaat. Met één sprong waren wij door de keuken in de achterkeuken en juist op het moment, dat wij aan de achterdeur kwamen en mijn vrouw die opende, sloeg de granaat in de afvoergoot van de keuken naar de zinkput. De even geopende deur sloeg weer toe en een granaatscherf sloeg boven het hoofd van mijn vrouw in, in de horizontale deurlijst. We stormden naar de andere achterdeur. Daar stonden in de schuilkelder die de buurman bezig was te graven onze twee kleuters, doodsbleek. Niets was hen overkomen. Bij de buurman op Spoorstraat 12 was Truusje Nabben, dodelijk getroffen. Over de tuin van de andere buurman was een granaatscherf in de borst van Harry Wijnhoven, die daar in de deur van bakkerij Van Well (Spoorstraat 2) stond, dodelijk geweest. De heer Deenen uit Vierlingsbeek behoorde ook tot de eerste drie slachtoffers.
Theeuwen Hay: Harry Wijnhoven was de broer van Sjaak. Men was graan aan het malen, om er later brood van te bakken. Door het lawaai kon men niet horen, dat er granaten insloegen. Toen het gevaar dichtbij kwam, vluchtte iedereen de kelder in. Harrie viel languit, dodelijk getroffen. Vrouw Van Well zei nog: “Harrie hou op met die flauwe kul en kom gauw de kelder in”. Even later kwam er een plas bloed onder het lichaam uit.
De beschietingen hielden pas op 1 november om 15.00 uur op.
Kort daarna haalde pastoor Dinckels samen met Piet Kersten, de koster, het Allerheiligste uit de kerk en bracht het naar het klooster, evenals kelken, cibories, relikwieën en paramenten. Daarna werd de kerk niet meer gebruikt. Anselm van de Voort en Nico Dohmen hadden intussen het Genadebeeld in de verwarmingskelder van de kerk verstopt. Alles werd later onbeschadigd onder ongeveer vier meter puin uitgegraven.
Mart van Lin: Vlak voor de verwoesting had de pastoor nog hulp gehad van de Duitse militairen. Zij brachten onder andere de vitrines naar een veilige plaats en deden de voorwerpen, die daarin opgespeld waren in een mand en brachten die naar de pastorie. Als dank kreeg één van de militairen van het Sprengkommando een Tienrays grotje, dat hij mee naar huis heeft genomen.
Töntje Huberts: Achter Spoorstraat 15 hadden Tienraynaren een schuilkelder gemaakt. Als er geschoten ging worden, dook iedereen, die nog geen schuilkelder gemaakt had, er in. Ook de honden verdwenen onder de grond. Ze waren er vaak nog eerder in dan de mensen.
In de kelder werd gebeden.
Veel huizen raakten door de beschietingen zwaar beschadigd. De pastorie op Kloosterstraat 8 kreeg verschillende voltreffers, waardoor de binnenmuren van de keuken en de bijkeuken instortten. Er bevonden zich tijdens deze beschieting 23 mensen in de kelder. Die wisten zich later met grote moeite uit het puin te bevrijden.