Pastoor Von Bönninghausen lag in het ziekenhuis in Utrecht en schreef aan de bisschop, dat de parochie Swolgen erg uitgestrekt was. Hij gaf als voorbeeld: Een half uur lopen naar Tienray, De Oosterbosch en De Legert. Naar De Gun vergde het twintig minuten. Alles lag in een andere richting. Soms moest hij tweemaal per dag naar Tienray. De drukte nam toe, ondanks de assistentie van rector Aerts. De pastoor kon gebruik maken van de koets. Anders was het gesteld met de kapelaan. Daarom vroeg hij vanaf zijn ziekbed of kapelaan Parren met het rijwiel naar de afgelegen plekken mocht fietsen. De bisschop vond het gebruik goed, maar alleen binnen de parochie.
De kapelaan hield zich echter niet aan het voorschrift, zoals blijkt uit een brief, die pastoor Von Bönninghausen op 18 maart 1913 schreef aan de vicaris-generaal van het bisdom Roermond.
“Het rijwiel van mijn kapelaan bewijst goede diensten, niet slechts in gewonen doen, maar vandaag in buitengewone dienst. Bij de intrede der kerk alhier kreeg Kapelaan achterdocht over de gedragingen van een vreemd kerkbezoeker, die zich spoedig op zijn rijwiel verwijderde. Na lijm aan een offerblok ontdekt te hebben, nam Kapelaan zijn rijwiel en rende de vreemde naar Broekhuizenvorst na. ´t Was wel over de grens der parochie doch in casu excusabel. Aan de kerk aldaar zag hij ras hetzelfde rijwiel staan. Ging daar zijn collega aanroepen en trok met hem kerkwaarts, waar dezelfde aangetroffen werd. Na velerhand bespreking met den delinquent, over wiens schuld zij niet langer konden twijfelen, trokken de 2 Heren met hem in hun midden het dorp in en kwamen bij den burgemeester terecht, waar ze hem aan den veldwachter en vervolgens aan de marechaussee van Arcen in handen speelden. Daar ik post factum juist van Tienray thuis kwam, waar ik den hoofdofferblok ledigende een paar tientjes met lijm besmeurd in de opening gevonden had, wisten we dat de man ook daar getracht had zijn slag te slaan. Aldaar zeker met weinig succes, daar ik er een paar kunstige Lips-offerstokken uit Dordtrecht geplaatst heb. Die kerkdief, een Duitscher, inspecteerde blijkbaar op zijn rijwiel een reeks van kerken.”