Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het voor Duitsland niet meer mogelijk uit andere landen grondstoffen in te voeren. Er ontstond een tekort aan koper en tin. Op 23 juli 1942 vaardigde Seyss-Inquart (schertsend zes en een kwart genoemd), de hoogste Duitse autoriteit in ons land, de Tweede Metaalverordening uit. De kerkklokken moesten gevorderd worden. We mochten er zelfs aan meebetalen, want de Nederlandse overheid moest 75 cent per kilo brons vergoeden. Overal in ons land, maar ook in Duitsland, werden de klokken uit de torens gehaald om omgesmolten te worden voor de oorlogsindustrie. De Nederlandse bevolking was zeer verontwaardigd en protesteerde fel, maar tevergeefs.
De opdracht om de klokken te verzamelen werd verleend aan de N.S.B’ er P.J. Meulenberg, een aannemer met vestigingen in Heerlen en Venlo. Op 22 september 1942 begon hij zijn werkzaamheden in Hoensbroek en vanaf oktober kon men hem in de rest van Limburg aan het werk zien.
In Tienray werden op 19 november 1942 de twee grote klokken uit de toren gehaald en naar Tilburg gebracht om in stukken geslagen te worden.
Alle klokken in Nederland met een kerkhistorische, oudheidkundige of kunstwaarde werden voorzien van de letter “M” van monument. Deze klokken mochten niet gevorderd worden door de Duitsers. Het kleine klokje van 1493 van Tienray kreeg een duidelijk merkteken. Daarbij hoorde ook een officieel schrijven. Dit document was gedateerd op 1 augustus 1941 en afgegeven door de Inspectie Kunstbescherming. Het hangt nu in het portaaltje van de kerk.
Het klokje mocht blijven hangen, maar toen de kerk op 22 november 1944 totaal verwoest werd, bleven van dit klokje alleen nog scherven over. Het bedrijf van Meulenberg groeide uit tot wel vierhonderd werknemers, verdeeld over dertig ploegen. In de volksmond werd Meulenberg al gauw “Klokken-Peter” genoemd. Tot mei 1943 had hij maar liefst 6.700 klokken uit de torens gehaald en op transport gesteld naar de smeltovens in Hamburg. Maar liefst 4.600 klokken waren aan scherven geslagen en versmolten. De rest overleefde de oorlog.
Toen “Klokken-Peter” in mei 1943 klaar was met zijn opdracht, kreeg hij van de bezetter voor zijn verdiensten een klok aangeboden.
Na de oorlog kreeg hij van de Nederlandse regering ook een beloning voor zijn werk: negen jaar gevangenisstraf.
Dit bleef van het oude klokje over
Radio’s en fietsen
Radio´s en fietsen moeten ingeleverd worden.
In september 1943 moesten alle mensen hun radio inleveren. De bezetter was bang, dat naar de uitzendingen van de B.B.C. geluisterd zou worden.
In totaal ging het in de hele gemeente Meerlo om 138 toestellen. Honderdzeven daarvan gingen op wisselstroom, de overige op gelijkstroom. In Tienray werden dertig toestellen ingevorderd. In het centrum kwam in 1929 elektriciteit (wisselstroom). Daarom werkten de meeste op wisselstroom.
Niet iedereen leverde de radio in en liep daardoor een groot risico bij ontdekking. Veel mensen namen dat voor lief en luisterden vooral na D-day (6 juni 1944) naar de Nederlandstalige uitzendingen van de B.B.C.
De radio´s die waren ingeleverd werden in het gemeentehuis van Meerlo opgeslagen. Mevrouw Van Oeffelt – Theeuwen maakte het gemeentehuis schoon en met haar sleutel ging echtgenoot Teun op 6 juni 1944 even drie radio´s ophalen en bij de oorspronkelijke eigenaren bezorgen.
Gonnie Niessen -Van Geffen: Vader had de radio niet ingeleverd. Onder het eten werd vader altijd ziek en trok zich terug om stiekem naar de uitzendingen van de BBC te luisteren. Omdat vader zo vaak “ziek” was, werd er op school voor hem gebeden.
Ook fietsen moesten ingeleverd worden, in totaal 88. Bij beide invorderingen werd aan de eigenaar een keurig bewijs overhandigd. Daaruit bleek, dat het bij de invordering ging om de volgende merken: Bato, Gazelle, World, Stormvogel, Simplex, Pionier, Sparta, Phoenix, Wellington, Burgers, Magneet, Empo. Allemaal uiteraard “zo goed als nieuw” in de hoop later schadeloos gesteld te worden.
Sommigen schreven iets op het briefje: Johan Janssen, D 13 schreef, dat zijn rijwiel door de Duitsers gestolen was. Een ander schreef met een pistool gedwongen te zijn, om zijn fiets uit de kelder te halen.