Mariaoord

Tienray, bedevaartsoord, Mariaoord.
De parochie
Naast de schepenbank en gemeente of kerspel was er nog de parochie. Bij de parochie ging het ook om een begrensd gebied. De gelovigen hadden de beschikking over een eigen kerk met een priester. Tienray had wel een kapel, waar regelmatig diensten gehouden werden, maar geen eigen priester.
De kerkelijke goederen waren opgesplitst in een aantal afzonderlijke stichtingen; de kerkfabriek en de stichtingen, waaruit de pastoor betaald werd voor het lezen van heilige missen. Daarnaast was er een fonds voor de armen. Al deze fondsen werden beheerd door een eigen bestuur, bestaande uit leken en priesters. We denken dan voor Tienray aan kerkmeesters en armenmeesters. Vaak kwam je dezelfde mensen in verschillende functies tegen. Niet iedereen kon vroeger lezen en/of schrijven. Zelfs veel onderwijzers waren “schrijvens onervaren“. Daarom zullen veel van de eerste geschreven teksten wel van de hand van priesters zijn. Zo zal het ook in Tienray geweest zijn. Het is namelijk moeilijk voor te stellen, dat alle Tienrayse dorpsbestuurders en ingezetenen, wel konden schrijven.
Alle documenten werden in een kist bewaard. Deze kist vond een plaatsje in de kerk of kapel.
Helaas zijn door allerlei oorlogshandelingen veel stukken verloren gegaan. Vooral in oorlogstijd werden de archiefkisten geplunderd. Zo is bekend dat in 1580 Staatse troepen de kompen in de kerken van Wanssum en Meerlo openbraken en stukken daaruit meegenomen hebben.
Waarom zou Tienray aan die vernielzucht ontsnapt zijn? Niet voor niets schreef pastoor Aerts rond 1800, dat veel stukken verloren waren gegaan.
Bij een inspectietocht door de heren Habets en Flament in 1889 troffen zij het archief in de kapel van Tienray aan, op een zoldertje achter het hoofdaltaar. Beide heren troffen toen nog rekeningen aan uit 1651, 1652 en 1674.