Het verval van de kruisweg
Onder pastoor Op de Coul raakte de Mariadevotie in verval. Hij bemoeide zich veel minder met Tienray, dan zijn twee voorgangers. Het gevolg daarvan was, dat er vanuit Tienray actie werd ondernomen. Anselm van der Voort schreef in 1922 een brief van acht kantjes aan de bisschop. In die brief werd onder andere opgemerkt, dat betaalde staties nog steeds niet geplaatst waren. Bovendien was de kruisweg zo onbegaanbaar geworden, dat de pelgrims uit Roermond er niet meer overheen gingen. De weg zat vol braamstruiken en ander onkruid. Bakker Anselm van de Voort was er zelf al eens een keer overheen gegaan met een zeis en had de pastoor er regelmatig opmerkzaam op gemaakt, dat veel pelgrims bij hem kwamen klagen over de kruisweg. Hij had echter van de pastoor te horen gekregen: “Hoe roewer, hoe sjoender”.
Toch werd het kruiswegpark wekelijks bijgehouden door Henricus Derks en zijn broers en later door zijn zoons Jo en Thé.